Van de tuincoach

De tuinboon

Het wordt weer lente. Met het prachtige weer bloeien de narcissen en bomen al weer. Het begin van de lente is er, ook al stormt het buiten en is het nog koud. Het is tuinbonentijd. De tuinboon, ook wel Vicia faba (Latijn), labboon, molboon, paardenboon of Waalse boon genoemd, heeft als cultuurgewas een lange geschiedenis die in Europa teruggaat tot 4.000 jaar geleden. Oorspronkelijk komt de tuinboon waarschijnlijk in de buurt van de Kaspische Zee. Werd de tuinboon tot de jaren zestig van de vorige eeuw nog veel gegeten, tegenwoordig kan je het een ‘vergeten groente’ noemen. Onterecht, want tuinbonen zijn ontzettend lekker in allerlei gerechten, of die nu Nederlands of Oosters zijn.

Voor de professionele tuinder is de tuinboon vaak de eerste plant die gezaaid en geplant wordt na de winter. De tuinboon kan als ze jong is (als kiemplant) nog best wel wat vorst verdragen. Met een beetje geluk zaait de tuinder ze eind januari en oogt hij de bonen vanaf juni. Er is dan nog vrij weinig aanbod van verse groenten (tenzij geïmporteerd uit het buitenland) en vangt hij/zij er een hogere prijs voor. Voor de hobbytuinder is het niet noodzakelijk de bonen zo vroeg te leggen. Leggen is overigens de naam voor zaaien van alle peulvruchten. Sla zaai je. Bonen leg je.

Nu is het een mooie tijd om de tuinbonen te leggen in de volle grond of voor te zaaien in potjes. Als je zaait in potjes, meng door de aarde wat grond van je eigen tuin. Dan kan de jonge kiemplant alvast wennen aan de grond van jouw tuin. Na een paar weken kan je ze in de volle grond zetten. Als je in de volle grond legt, leg ze dan zo’n zeven centimeter diep en dek de grond af met gaas. Op de Poelbroektuin zijn de fazanten namelijk verzot op de bonen en ze zullen deze uitgraven. Daar kwam ik vorig jaar helaas te laat achter. Op de tuinderijen waar ik heb gewerkt, waren namelijk geen fazanten en hoefde ik dus niet zulke maatregelen te nemen.

Plant de planten of leg de bonen op een zaaibed van 12 x 15 cm. Dat betekent dat in één rij de planten op 12 centimeter van elkaar af kunnen staan en dat je tussen de rijen 15 centimeter afstand houdt. De planten hebben dan goed de ruimte om zich te ontwikkelen en mooie peulen te produceren. 

Door de tuinbonen nu te zaaien is er een kleine kans op de enige plaag die tuinbonen eigenlijk treft, namelijk de zwarte luis. Mochten je planten toch aangetast raken (zwarte beestjes in de groeipunt van de plant), dan kan je de groeitop eruit halen en de aangetaste planten op de composthoop gooien. Voordat ik ze op de composthoop gooi, trap ik de luizen dood. Luizen kunnen namelijk vleugels ontwikkelen en zo al vliegend op zoek gaan naar nieuwe slachtoffers.

Als de planten bloeien is het belangrijk dat de grond voldoende vochtig is. Regent het regelmatig dan is er geen vuiltje aan de lucht, maar is het weer zoals afgelopen voorjaar en zomer, dan is bijgieten wel belangrijk. Voldoende water is namelijk belangrijk voor de vruchtzetting. 

Tot slot een weetje dat niet alleen de tuinboon betreft, maar alle peulvruchten zoals de erwt, sperzieboon, peul, kapucijner en snijboon. Peulvruchten werken samen met een schimmel met een ingewikkelde Latijnse naam. Men noemt dit symbiose. Door deze samenwerking zijn peulvruchten één van de weinige planten op aarde de stikstof uit de lucht kunnen halen en opslaan in hun wortels. Stikstof is naast fosfor en kalium het hoofdvoedsel van alle planten. Peulvruchten maken zoveel stikstof aan dat je het volgende jaar dat stuk waar je de peulvruchten had staan de bodem niet hoeft te bemesten. Handig als je bijvoorbeeld prei wilt zaaien. Deze ui-achtige heeft namelijk veel plantenvoedsel nodig. En wat krijgt het schimmeltje ervoor terug? Die krijgt suiker die de tuinboon uitscheidt via de wortels. De natuur kent veel van dit soort samenwerkingen die altijd beide partijen iets goeds brengt.

Veel plezier met het leggen van je bonen en voor straks eet smakelijk!